Historische toepassing van stinzenbeplanting in de tuinkunst
Stinzenplanten zijn verwilderde tuinplanten die al generaties weten stand te houden in tuinen en parken. De meeste soorten komen van oorsprong uit de bossen van Midden- en Zuid-Europa en zijn al honderden jaren in cultuur. Aanvankelijk waren ze, soms al in vanaf de middeleeuwen, als sierplant in tuinen uitgeplant in perken. Bij het op de schop gaan van formele classicistische tuinperken bleven de bolletjes in de grond achter om vervolgens in de nieuwe landschappelijke aanleg weer uit te lopen en zich te vermeerderen. In de periode van de landschapsstijl werden stinzenbollen ook massaal ingeplant en vermeerderd door steeds weer losspitten van de grond en zo de bollen te verspreiden.
In 1932 beschrijft J. Botke de beplanting rond de Friese Schierstins te Veenwouden, hij introduceert de term stinzenplanten. Stinzenplanten zijn planten die in hun verspreiding binnen een bepaald gebied (vrijwel) uitsluitend beperkt zijn tot stinzen, buitenplaatsen, oude boerenhoeven, pastorietuinen en aanverwante milieus zoals kerkhoven, stadswallen en slotheuvels. Ze worden beschouwd als een cultuurhistorisch onderdeel van de Nederlandse flora.
Middeleeuwse prent ca. 1415 met verschillende stinzenplanten
Informatiepaneel stinzenplanten Schierstins Veenwouden
Schierstins Veenwouden