Groen Erfgoedzorg

Historische toepassing van heesters in de tuinkunst

Heesters en rozen in het bijzonder zijn vanaf het begin van de tuinkunst toegepast. In de middeleeuwen werden ze voor het nut geplant, als vruchtgewas of vanwege geneeskrachtige werking zoals de apothekersroos, maar ook als sierplant. Sierheesters werden vaak als solitaire struik zorgvuldig in een strakke vorm gesnoeid of aangebonden als leistruik langs latwerk. Het waren vooral inheemse en Zuid-Europese soorten die werden gekweekt. 

Dankzij verre reizen kwamen ook meer exotische heesters naar Europa. Deze werden meestal individueel in perken uitgeplant zodat ze als echte collectorsitems goed te bewonderen waren. Met de komst van de landschapsstijl kregen heesters een veel grotere structurerende rol in de tuin- en parkaanleg. Met inheemse en uitheemse soorten werden bosschages en onderbegroeiing in parkbossen aangelegd. Met heesterbeplantingen kon variatie worden gemaakt in open en gesloten ruimten, zichtlijnen versterkt en verschillen gecreëerd in belevingswaarde, licht en donker. Door de toevloed aan nieuwe heestersoorten uit Noord-Amerika in de 18e eeuw en later in de 19e eeuw ook uit China en Japan werd de keuze aan gewassen en hun toepassingen enorm vergroot. Aan hakhoutpercelen en parkbossen werden allerlei bloeiende heestersoorten toegevoegd. Sommige soorten hielden stand, andere verdwenen of verwilderden. Voorbeelden hiervan zijn verwilderde rododendrons, prachtframboos en sneeuwbes. In randbeplantingen van parkbossen en perken werden sierheesters zowel in groepen en als solitair geplant voor hun bloei, bladstructuur en vruchtdracht. De kwekerscatalogi uit de 19e eeuw van de firma’s Zocher, Van Lunteren en Copijn laten het grote aanbod van bomen, heesters en planten zien die in de late landschapsstijl werden gebruikt.

Tijdens de gemengde tuinstijl deden geometrische vakken opnieuw hun intrede in de tuinkunst. Vooral de rond die periode ontwikkelde doorbloeiende struikrozen leenden zich goed voor deze perken. 
In de 20e eeuw worden veel openbare parken aangelegd. In deze parken vormden heesters een belangrijk element in de aanleg. Grote aanplanten met wintergroene en bloeiende heesters zoals rododendrons, azalea’s, boerenjasmijn, spirea, forsythia en diverse coniferen vormden de belangrijkste stoffering van de parken. In de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog wordt de rol van openbaar groen in steden nog belangrijker. Hierbij werden vooral heesters toepast, zowel als gemengde beplantingen als in monovakken. Nu, aan het begin van de 21e eeuw, bepalen heesters nog steeds het beeld in parken en openbaar groen. 

    
Historische prenten van sierheesters vlnr: Sering, Boerenjasmijn, Specerijstruik, Prachtframboos en Sneeuwbes.

Historische rozen
Al in de Romeinse tijd waren rozen populair vanwege de grote fraai gevormde geurende bloemen en de toegekende medicinale werking en symbolische betekenis. Kruisingen en selecties van Europese en mediterrane soorten leverden in de loop van vele eeuwen een enorme variatie op van rassen en cultuurgroepen. Geurige dubbelbloemige soorten en die met sterk gevulde, regelmatig gekwartierde bloemen waren pronkstukjes van kweekkunst. De meeste van deze historische rozen zoals Gallicarozen, Damascener rozen, Albarozen en Centifoliarozen bloeien eenmalig in de zomer. Het zijn meestal vrij forse heesterrozen met een opgaande of brede groeiwijze. Met de komst van remonterende (bloeiherhalende) rozensoorten uit China, aan het eind van de 18e eeuw, ontstond er in West-Europa een enorme opleving van de rozencultuur. Vele nieuwe doorbloeiende cultuurgroepen zoals Chinese rozen, Portlandrozen, Bourbonrozen en mosrozen werden ontwikkeld. Uit deze groepen werden in de 19e en 20e eeuw weer de moderne theerozen, de Polyantha’s en Floribunda’s ontwikkeld. 

    
De Belgische botanist Redouté schilderde rond 1800 voor Keizerin Joséphine, de eerste echtgenote van Napoleon Bonaparte prachtige
rozen uit haar collectie.