Groen Erfgoedzorg

Verschillende soorten gazons en grasland

Gazons

Gazons zijn kort gemaaide graslanden met een sier- of recreatiefunctie. Gazons vormen de open ruimten in een groenaanleg en verbinden verschillende componenten zoals bloemperken, boomgroepen, vijvers, solitairen en gebouwen. Siergazons bevatten een hoog percentage fijne grassoorten zoals roodzwenkgras en struisgras en zijn minder geschikt voor sterke betreding. Recreatieve gazons bevatten een hoog percentage sterke en vaak wat grovere grassoorten zoals Engels raaigras en veldbeemdgras die betreding, sport en spel beter verdragen en zich na beschadiging snel herstellen. 

Kruiden worden meestal niet meegezaaid maar kunnen zich wel spontaan vestigen. Lage kruiden in het gras zoals madeliefje, klaver en brunel worden vaak wel gewaardeerd, maar zijn ondergeschikt aan het groene grasbeeld. Grove soorten als weegbree, paardenbloem en zuring worden minder gewaardeerd.
Gazons ontwikkelen zich het beste op zonnige tot licht beschaduwde plaatsen. De bodem moet matig tot vrij voedselrijk zijn met een goede bodemstructuur. Een goede humusrijke bodem houdt vocht vast en voorkomt uitdroging in de zomer. Een goede bodemstructuur met verticale drainage kan overtollig vocht afvoeren voor een optimale lucht-waterhuishouding in de wortelzone.
Mos komt veel voor in gazons, vooral op plekken in de halfschaduw die lang vochtig blijven. Mossen worden meestal als ongewenst gezien, maar kunnen zeker ook een sierwaarde hebben en op voor gras minder geschikte plaatsen een prima alternatief zijn.

Bandzoden en grasparterres

Bandzoden zijn smalle stroken gazon of randbedden van gras langs bloemperken, borders en padranden. Ze vormen een rustige groene omlijsting van de sierperken. Bandzoden zijn soms licht gewelfd of licht hellend aangelegd. Grasparterres zijn siervlakken van gras die door smalle stroken grind, zand, bloemen of haagjes van elkaar gescheiden worden. Vooral in een historische tuinaanleg in de architectonische stijl komen we beide elementen nog regelmatig tegen. Ze zijn in sterke mate bepalend voor de architectonische vormgeving van de aanleg, hebben een sierfunctie en worden nauwelijks betreden. 


Gazon met verdiept middendeel, Huis Hoevelaken


Gazon, boomspiegels blijven ongemaaid 


Bandzoden langs heesterborder

Graspaden

Graspaden zijn paden begroeid met kort gras. Ze worden meestal vrij extensief betreden. Op intensiever gebruikte graspaden handhaven zich alleen sterke grassoorten. Een graspad heeft snel te maken met verdichting door betreding. Een stevige maar goed drainerende zandige toplaag is daarom essentieel. Een graspad kan ook zijn aangelegd op een gestabiliseerde fundering bestaande uit een gedraineerd zandbed met ingewalst puin of split waarop een zandige humeuze aarde is ingeveegd. In graspaden komen vaak lage kruiden voor zoals klaver en madeliefje. Graspaden op licht beschaduwde plaatsen met een wat zure bodem bevatten vaak veel mossoorten. In vochtige beschaduwde parkbossen komen ook zuivere mospaden voor.

Bloemenweide

Zoals hierboven beschreven maken wilde kruiden ook al lang deel uit van historische gazons en grasvelden. Veel historische gazons in de periode van de landschapstijl waren tot de introductie van de grasmaaier eigenlijk meer een vorm van bloemenweide; ze werden als weide gemaaid en gehooid en soms begraasd. Ook werden wilde bloemen bewust erbij ingezaaid. 

In het begin van de 20e eeuw is er de opkomst van natuurstudie en natuurbeleving. In de eerste heemtuinen worden bloemenweides aangelegd. In veel twintigste-eeuwse parken worden daarentegen onder invloed van het Modernisme vooral grote strakke kort gemaaide gazons aangelegd. Pas vanaf 1970 neemt de belangstelling toe voor bloemenweides in de openbare ruimte en particuliere tuinen.
Een bloemenweide is een grasvegetatie met een hoog percentage bloeiende meerjarige kruiden en wordt daarom ook bloemrijk grasland genoemd. Door middel van periodiek maaiwerk wordt deze vegetatie in stand gehouden. Maaisel en blad (voedingsstoffen) worden afgevoerd, waardoor de dominantie van grassen wordt beperkt en bloeiende kruiden meer kansen krijgen zich te ontwikkelen. Bij gefaseerd maaiwerk worden bij iedere maaibeurt bepaalde plekken met vegetatie gespaard, om bloeispreiding en structuurvariatie te bevorderen. Voor insecten blijft er zo meer geschikte leefruimte beschikbaar. Gefaseerd maaiwerk kan in groen erfgoed alleen worden toegepast als dat de historische ruimtelijke structuur en visuele parkbeeld niet verstoort. Een bloemenweide ontwikkelt zich het beste op een zonnige plaats op matig voedselrijke vochtige tot droge bodem. De soortensamenstelling is sterk afhankelijk van bodemsamenstelling, voedselrijkdom, zuur- en vochtigheidsgraad en lichthoeveelheid. 

Met een bloemenweide wordt ook vaak een bloemenakker bedoeld. Een bloemenakker wordt ingezaaid op een open gespitte bodem en bevat vooral één- en tweejarige soorten zoals klaproos, korenbloem en gele ganzenbloem. Ook (historische) granen kunnen deel uitmaken van een akkervegetatie. Jaarlijks spitten en verstoren van de bodem, liefst in de herfst, is een voorwaarde voor herhalende ontwikkeling van de akkerbloemenvegetatie. Op verschillende landgoederen en buitenplaatsen maakte vroeger een akker als belevingselement deel uit van de aanleg.   

Parkweiden 

Parkweiden zijn open grasvegetaties in een parkaanleg die als hooiland of veeweide beheerd worden. Het zijn meestal grotere percelen met lager tot hoog gras. Parkweiden hadden tegelijkertijd een productiefunctie en een landschappelijke sierwaarde in de aanleg. Als veeweide worden ze jaarrond of periodiek begraasd. In hooilanden komen naast grassen ook massaal kruiden als pinksterbloem, boterbloem en zuring voor. Hoe voedselarmer de hooilanden, zijn des te rijker is de kruidenvegetatie. In natte hooilanden komen zeldzame planten voor zoals orchideeën, ratelaar, moeraskartelblad en bijzondere zeggensoorten.


Bloemenweide in Thijsses Hof, Bloemendaal


Graspad door bloemenweide


Parkweide in bloei op landgoed Elswout