Groen Erfgoedzorg

Teelt van fruit en moestuingewassen in historische tuinen en parken

In groen erfgoed gebruiken we voornamelijk historische soorten en rassen. Veel rassen zijn oorspronkelijk regionaal gebonden en geschikt voor de daar aanwezige grondsoort. Veel soorten hebben kruisbestuiving nodig. In de pomologische literatuur zijn tabellen met bestuivingscombinaties beschikbaar. Andere afwegingen bij het samenstellen van het sortiment zijn de rijpingstijd, bewaarbaarheid, gebruiksdoel en gewenste vorm zoals leiboom, struik, halfstam of hoogstam. Hiermee hangt ook de keuze voor het type onderstam en wel of geen tussenstam samen.

Half- en hoogstam fruitbomen

De meeste fruitbomen worden geënt op een onderstam, van oorsprong op groeikracht en wortelstelsel geselecteerde zaailingen met een lange levensduur. De onderstam bepaalt in grote mate de ontwikkeling van de boom. Een zwak groeiende onderstam levert een matig groeiende struik op die kleiner blijft en sneller vrucht zet. Een krachtig groeiende onderstam is geschikt voor halfstam- en hoogstamfruitbomen die een grote kroon moeten opbouwen. Moderne onderstammen zoals M9 en kwee C groeien langzaam en hun levensduur is beperkt. Daarom zijn ze niet geschikt als onderstam bij groen erfgoed.

Het snoeien van fruitbomen gebeurt met een snoeischaar of snoeizaag. Doel is een evenwichtige struik of boom met voldoende ruimte tussen de afzonderlijke gesteltakken voor vruchthout.

De vorm van een boom wordt geleidelijk opgebouwd uit stam, gesteltakken en vruchthout. 
• Begeleidingssnoei: snoeien van jonge bomen zodat er een goede kroon opgebouwd wordt met het gewenste eindbeeld.
• Vormsnoei: snoei met als doel het gewenste model te krijgen of te houden van de gehele boom. 
• Correctie- of onderhoudssnoei: het dunnen van te dicht opeenstaande en overtollige takken; het verwijderen van kruisende takken, ziek en dood hout.  
• Spoorsnoei: het snoeien om spoorvorming te stimuleren en het dunnen van oude sporen. 
• Verjongingssnoei: het geheel terugsnoeien van afgedragen takken na de vruchtdracht om de vorming van een nieuwe scheut te stimuleren.
De verschillende vormen van snoei houden verband met elkaar en kunnen allemaal invloed hebben op het gedrag van de gehele boom. Goed snoeien vraagt veel ervaring en deskundigheid. 

De kroon van grote hoogstambomen wordt zo opgebouwd dat er met een ladder goed in gewerkt kan worden. Ladderzetten zijn plekken in de boom waar een ladder veilig kan staan tegen een gesteltak of brede vork en van waaruit snoei en oogst goed mogelijk is. 


Goed snoeien van een hoogstamboomgaard vraag kennis en ervaring


Een berceau van druivenstruiken met een perensnoer aan de onderzijde


Hier wordt het leifruit traditioneel met een wilgenteentje bevestigd

Leifruit

De teelt van leifruit wordt op buitenplaatsen voortgezet als traditie, om de historische cultuurwijze levend te houden en omdat fraai gevormd leifruit een hoge esthetische waarde heeft. De productie is van ondergeschikt belang. Leifruit wordt gekweekt tegen muren, langs draad en berceaus en als vrijstaande vormbomen. Ook bij leifruit gebruiken we in groen erfgoed bij voorkeur historische en regionale rassen. 

Levensduur en instandhouding van oude fruitbomen

Hoogstamfruitbomen en leibomen, vooral van appel en peerrassen kunnen onder goede omstandigheden een hoge ouderdom bereiken. Voor de instandhouding van deze monumentale bomen in landschap en groen erfgoed is bescherming en verbetering van de groeiomstandigheden en goed onderhoud van belang. Oude fruitbomen leveren ook waardevol uitgangsmateriaal, enthout, voor het opzetten van nieuw plantmateriaal als vervanging voor afgestorven bomen. Bij pomologische inventarisaties worden regelmatig ontdekkingen gedaan van oude verloren gewaande rassen. 

Kleinfruit

Bij kleinfruitteelt in groen erfgoed gaat het niet zozeer om het behoud van de afzonderlijke fruitstruiken, maar vooral om het behoud van de traditionele teeltwijzen als onderdeel van de historische moestuin. Bessen worden als vrijstaande struik, als stamboompje en als leiheester langs draad, latwerk of fruithaag geteeld. Bramen en frambozen worden aangebonden aan draden of latwerk gekweekt. 

Moestuinen

Op diverse buitenplaatsen zijn historische moestuinen voortgezet, meestal gerund door actieve vrijwilligersgroepen of verhuurd aan biologische tuinderijen. Vroeger diende de moestuin als basale voedselvoorziening en ook om te pronken met bijzondere gewassen. In plaats van een economische productiewaarde ligt de nadruk nu op de cultuurhistorische waarde, het kweken van historische ‘vergeten’ groentes en het produceren van streekproducten.