Levensduur en instandhouding van bomen en boselementen
Bomen kunnen heel oud worden, zeker onder gunstige omstandigheden zoals op oude landgoederen en buitenplaatsen waar ze ongestoord eeuwen kunnen overbruggen. Oude bomen hebben een grote waarde als cultuurhistorisch monument en als bron van biodiversiteit. De meeste waardevolle oude bomen in ons land vinden we niet in de bossen, maar juist op landgoederen, buitenplaatsen en in stadsparken. Beheerders verrichten grote inspanningen om deze veteranenbomen in stand te houden.
Voor de instandhouding is het belangrijk dat de groeiomstandigheden optimaal blijven. Veranderingen in grondwaterstand, werkzaamheden in de wortelzone zoals graafwerk voor kabels en leidingen, strooizout en verandering aan verhardingsmateriaal van lanen, parkeerdruk en toenemend zwaarder verkeer hebben negatieve effecten op de vitaliteit en de levensduur van bomen. Een zo groot mogelijke open zone onder en om de kroonprojectie met een kruidachtige onderbegroeiing van zoomplanten is het meest gunstig voor de ontwikkeling van een gezond wortelstelsel. De kruidachtige begroeiing laat zuurstof door en vangt vocht en bladeren in, wat weer goed is voor het bodemleven. Ook beschermt een kruidachtige vegetatie boomwortels en stammen tegen betreding en verdichting. Dit kan worden toegepast waar dit het historische beeld niet verstoort.
Onderdeel van de zorgplicht van een boomeigenaar of beheerder is het regelmatig controleren van de vitaliteit van zijn bomen en het in kaart brengen van veiligheidsrisico’s. Hiervoor zijn verschillende controlemethodes ontwikkeld zoals VTA (Visual Tree Assessment). Een boomveiligheidscontrole is een visuele controle op basis van de bouw en het groeigedrag van de boom, waarbij gericht gekeken wordt naar afwijkingen in takstructuur, vitaliteit, beschadigingen, ziektes en aantastingen. Op basis van een boomveiligheidscontrole kunnen gericht maatregelen genomen worden om de veiligheid te vergroten en om mogelijkheden voor instandhouding te verbeteren.
Deze oude boom kan veilig aftakelen in de voor wandelaar niet toegankelijke parkweide.
De eeuwenoude lindes van Huis te Manpad worden komend jaar vervangen door nieuwe lindes gekweekt uit stekken van de oorspronkelijke bomen.
Bij inboet met jonge bomen in een parkbos is een ruime lichte standplaats en voldoende vrije wortelruimte vereist.
Is een boom uiteindelijk ondanks de goede zorgen definitief aan het eind van zijn leven, wordt er verantwoord omgegaan met vervanging. Laan- en solitaire bomen zijn vaak zorgvuldig gekozen structurerende elementen uit de parkarchitectuur en dit beeld willen we in stand houden. Bij vervanging wordt zo veel mogelijk gekozen voor vervanging op exact dezelfde plaats en door een zelfde soort en ras. Door ziektes en verzwakking van rassen is dit niet altijd mogelijk. In dat geval kiezen we voor boomsoorten met een vergelijkbare verschijningsvorm en liefst een soort of ras dat in dezelfde stijlperiode toegepast werd.
Wanneer en hoe een aftakelende laan vervangen wordt, is vaak een moeilijke afweging waarbij vooral opdrachtgever en onderzoeker/planopsteller een belangrijke rol hebben. Er zijn verschillende methoden, met elk zijn voordelen en nadelen.
Bij een volledige vervanging worden alle nog resterende bomen gekapt en volgt een nieuwe aanplant van bomen van gelijke soort en maat. De oorspronkelijke laanstructuur wordt hiermee volledig hersteld en op lange termijn is de beeldwaarde van de volgroeide laan optimaal voor volgende generaties. Volledige vervanging van de laan heeft als nadeel dat de belevingswaarde op korte termijn afneemt. Een laan met nog maar 20% vitale monumentale bomen kan nog steeds een hoge belevingswaarde hebben, hoger dan een nieuw aangeplante laan met een volledig hersteld plantverband. Ook heeft een oude laan vaak een heel hoge ecologische waarde.
Gefaseerde vervanging (van delen van de laan) heeft als nadeel dat de eenheid van het beeld verstoord wordt; het voordeel is dat de informatiewaarde, de belevingswaarde en de ecologische waarden deels overeind blijven. Ten slotte is er nog de mogelijkheid van inboeten van individuele bomen. Dit is slechts in uitzonderlijke gevallen succesvol: het gaat vaak ten koste van het karakteristieke uniforme beeld. Bovendien moeten nieuwe bomen voldoende worden vrijgezet ten opzichte van de bestaande begroeiing, voor een goede groei en om scheefgroeien te voorkomen.
Het moment van vervanging van een laan en de wijze waarop dit gebeurt, is een beslissing die weloverwogen genomen moet worden door de opdrachtgever en zijn adviseurs en die in de beheervisie verankerd moet worden.