Groen Erfgoedzorg

Particuliere eigenaren van kleine en grote landgoederen dragen bij aan kenmerkend landschap

‘Eigenaren van groen erfgoed doen hun uiterste best dit erfgoed te onderhouden en te behouden. Maak het hen niet nog lastiger door een woud aan regels te bedenken. Dwing hen niet tot het eindeloos moeten afvinken van controlelijstjes. Werk met hen samen op basis van vertrouwen. En bovenal: verdeel subsidies niet voornamelijk over de grote terreinbeherende organisaties, maar ook over de kleinere particulieren. Juist die laatste dragen bij aan het zo typerende wisselende Nederlandse landschap’. Aldus vat Bibian van Rijckevorsel, bestuurslid Federatie Particulier Grondbezit het interview samen.


Landgoed Twickel - foto Deyke Jannink

Generatie op generatie
Bibian van Rijckevorsel is bestuurslid bij de Federatie Particulier Grondbezit (FPG). Beleidsmedewerker bij FPG Luc Groot schuift aan bij het interview. Hij belicht hoe de FPG de belangen van ruim 1600 particuliere eigenaren van landgoederen, die tezamen ongeveer 200.000 hectare beheren, behartigt. In zijn dagelijkse werk staat Van Rijckevorsel via The Estate Office eigenaren van landgoederen bij met het beheer. Zelf is hij mede-eigenaar van landgoed Beukenhorst bij Vught.
‘Als eigenaar van groen erfgoed dragen wij in belangrijke mate bij aan cultuurhistorie, natuurbeheer en recreatiemogelijkheden’, vertelt hij. ‘Wij zijn ons ervan bewust dat wij voor onze buitenplaats of landgoed een instandhoudingsplicht hebben. Dat wij dit erfgoed van generatie op generatie horen door te geven zit bij wijze van spreken in ons DNA gebakken’. Hij geeft als voorbeeld het dagelijkse werk aan het landgoed. ‘We hebben een vaste, goede hovenier in dienst. Hij onderhoudt niet alleen de gazons, borders et cetera, maar heeft ook oog voor bijvoorbeeld de vervangingsopgave van een slechte oprijlaan. Hij wordt daarbij bijgestaan door een gecertificeerde aannemer. Iets duurder wellicht, maar veel beter. Een gecertificeerd bedrijf weet wat ze doet, borgt al datgene waaraan waarde wordt gehecht’.

Werk met werk combineren
Het dagelijks onderhoud vloeit voort uit een opgesteld beheersplan. ‘Dat vormt ook weer de basis voor de reguliere SIM-aanvragen [Subsidie Instandhouding Monumenten – red.]. En er is nog een derde factor, die van onverwachte situaties. Van Rijckevorsel memoreert de februaristormen dit jaar. ‘Dan waaien bijna letterlijk alle plannen van tafel en moet eerst de schade worden hersteld en worden opgeruimd’. ‘En eigenlijk’, geeft hij aan, ‘is er in het beheer en onderhoud nog een vierde factor, namelijk de samenwerking met derden. Het waterschap bijvoorbeeld. Gezamenlijk streven we ernaar werk met werk te maken. Dus waar het Waterschap genoodzaakt is bomen te kappen op onze gronden, dit te combineren met wat wij elders moeten aanplanten’. Dat scheelt ook in de kosten, merkt hij op, ‘want daarop moeten we bijzonder goed letten. We moeten het aan inkomsten namelijk hebben van pacht, erfpacht, huur en de SIM. Waaruit niet alleen het landgoed, maar ook de rijksmonumentale bouwwerken, toegangspoorten en dergelijke moeten worden onderhouden’.


Bibian van Rijckevorsel - eigen foto

Eigenheid en eigenzinnigheid
Het brengt hem op de regelgeving. ‘Waar we veel baat bij hebben zijn de richtlijnen voor onderhoud en beheer, zoals van ERM. Voor zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer bevatten deze een schat aan kennis en informatie. Veel minder hebben we aan het regel- en subsidiebeleid van de overheid. Dat is veel te veel gericht op de grote partijen. Particuliere eigenaren krijgen het steeds moeilijker in vergelijking met de POM’s [Professionele Monumenten Organisaties – red.]. Landelijk, maar ook provinciaal. Wij merken als geen ander dat er structurele tekorten zijn, en dat er door de POM’s een verdringingseffect is opgetreden. Ondanks dat was beloofd dat er geen achteruitgang in subsidies zou optreden, merken we dat er steeds minder wordt uitgekeerd, dat het subsidiestelsel is versoberd. Voor particulieren wordt het daarnaast steeds lastiger om een overzicht te houden op de diverse regelingen, nog los van de vereisten waaraan voldaan moet worden. We missen tevens de personele capaciteit waarover de POM’s wel kunnen beschikken, om continu op zoek te gaan naar de mogelijkheden en om vervolgens de lange, vaak gecompliceerde aanvraagformulieren in te vullen. Uiteindelijk gaat dit ten koste gaat van met name de kleinere landgoederen, die juist zo uniek zijn voor het Nederlandse landschap’.

Verdroging en vernatting
Tussendoor signaleert Bibian van Rijckevorsel nog een aantal andere actuele problemen. ‘Verdroging versus vernatting. Vooral de verdroging, want dat is een uiting van een letterlijk onderliggend probleem, het beheer van de grondwaterstanden. De bodemkwaliteit in algemene zin loopt daardoor achteruit. Wij als FPG zullen niet nalaten daar voortdurend aandacht voor te vragen’. Een bijkomend effect, benoemt hij, ‘is de noodzakelijke vervanging van bomen en struiken door meer klimaatbestendige soorten. Daar is vanuit de cultuurhistorie veel over te zeggen, en nog veel meer kennis voor nodig. Maar ook hier geldt dat er geldstromen voor moeten komen, voor bijvoorbeeld de vervanging van naaldbomen door loofhout. Ik zou graag zien dat op landelijk niveau ook voor dit soort grote actuele opgaven een integrale visie en beleid wordt ontwikkeld. En dat kennis wordt gedeeld! Tussen eigenaren onderling bijvoorbeeld. Een mooie rol ook voor ERM.’

Auteur: Theo van Oeffelt (ERM)