Groen Erfgoedzorg

Inheemse bomen en struiken en groen erfgoed

Het gebruik van inheemse bomen en struiken komt de laatste jaren steeds sterker in de belangstelling te staan. Dat is niet alleen goed voor de biodiversiteit maar ook voor het groen erfgoed. Onder andere verscheen in 2020 ‘De Atlas van het groen erfgoed’ van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Staatsbosbeheer publiceerde in 2023 het artikel ‘Planten we de goede bomen?’ en in 2024 bracht het Centrum voor genetische bronnen van de Universiteit van Wageningen de ‘Genenbank bomen en struiken’ online.


Geriefhoutbosjes met inheemse bomen en struiken nabij de Linge - foto: M. Kruk (beeldbank RCE)

Gebruik van inheemse bomen en struiken is een essentieel onderdeel bij het behoud van groen erfgoed. Onder meer bij het terugbrengen van landschapselementen zoals heggen en hagen, oevers en houtwallen, speelt de keuze voor inheems plantmateriaal een grote rol. Welke aspecten wegen mee bij de keuze als je inheemse boom- of struiksoorten behoudt en/of toevoegt? Precies hierom ging het in een actueel project van een erfgoedhovenier.

Inheems en autochtoon
Bomen en struiken worden inheems genoemd als de soort zich na de laatste ijstijd op eigen kracht op Nederlands grondgebied heeft gevestigd, zonder invloed van de mens. Een boom of struik kan naast inheems ook autochtoon zijn. Autochtoon noemen we plantmateriaal van inheemse soorten dat oorspronkelijk uit de Nederlandse natuur afkomstig is. Het gaat om plantmateriaal dat uitsluitend in een bepaald gebied of zelfs streek voorkomt, bijvoorbeeld in Nederland, het IJsselgebied of op de Veluwe, en zich daar al generaties lang bevindt. Genetisch heeft het zich optimaal aangepast aan de omstandigheden van dat gebied en is uniek geworden.

De zoektocht naar inheemse soorten en autochtoon plantmateriaal is in de jaren zeventig van de vorige eeuw gestart door Stichting Kritisch Bosbeheer. Een eerste overzicht naar de stand van zaken in Nederland werd gemaakt door Bert Maes. Hierover verscheen o.a. in 2006 het boek: ‘Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen’ bij Uitgeverij Boom. Maar door de huidige stand worden we goed wakker geschud: van de bomen en struiken in bestaande bossen in Nederland is slechts 7% van autochtone herkomst. Een groot deel van de bossen is ooit aangeplant met uitheemse soorten zoals de douglasspar (Pseudotsuga menziesii).
In Nederland worden 110 bomen en struiken als inheems bestempeld, ten opzichte van ongeveer 3.000 ingevoerde soorten en cultivars, die het in parken en tuinen maar ook daarbuiten goed doen.

D’n Ouwe Wiel, historische hoeve aan de Linge; weiland wordt bos
Erfgoedhoveniers krijgen ook te maken met vragen over gebruik van inheemse soorten en autochtoon plantmateriaal. Bijvoorbeeld in de opdracht voor de ontwikkeling van weiland naar natuurland en bos bij de historische hoeve D’n Ouwe Wiel aan de Linge.

De rol van de erfgoedhovenier/kweker betrof hier het adviseren over opbouw van het bos, de keuze van plantmateriaal, het aanleveren en uitplanten ervan. De erfgoedhovenier begon met goed te kijken en te inventariseren van wat er aanwezig is; het herkennen van structuurelementen in het veld kan aanwijzingen opleveren van inheemse bomen en struiken, bijvoorbeeld hakhoutbosjes van els of hazelaar of een eenzame meidoorn waar eerst meidoornheggen stonden. Ook onderzocht hij de bodem en waterhuishouding. Daarnaast werd de Provincie betrokken en gevraagd om, aan de hand van hun kaarten met gebied gebonden soorten in de regio, advies te geven. Daarna keek de erfgoedhovenier, in overleg met de eigenaar, naar een aantal specifieke aspecten van gebruik van inheems planmateriaal.


Eenstijlige meidoorn in de Millingerwaard (links) / Wilde lijsterbes (rechts) – foto’s: Ruurd van Donkelaar

Ecosysteem en biotopen
Doordat inheemse soorten zich hebben aangepast aan lokale omstandigheden spelen ze een rol in het ondersteunen van biodiversiteit. Als waardplant voor insecten zijn inheemse soorten van enorm veel waarde, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een geïmporteerde Plataan die nagenoeg geen ecosysteemdiensten verleent. Een andere vergelijking die tot de verbeelding spreekt, is die van de Nederlandse zomereik (Quercus robur) die een biotoop van meer dan 400 soorten schimmels, planten en dieren heeft, terwijl de Amerikaanse eik hier ook gedijt maar slechts 40 soorten huisvest. Door inheemse soorten te gebruiken wordt een gezond ecosysteem bevorderd en wordt bijgedragen aan behoud van bedreigde of kwetsbare andere soorten.

Weerbaarheid tegen ziekten en plagen
Inheemse soorten en vooral materiaal van autochtone herkomst hebben een natuurlijke weerstand opgebouwd tegen ziektes en plagen die in de regio voorkomen. Dit maakt ze minder kwetsbaar dan geïmporteerde soorten die daar vaak gevoeliger voor zijn. Daarbij komt dat door de samenhang en genoemde hoge biodiversiteit er in een (gedeeltelijk) inheems bos een minder hoge plaagdruk is, omdat daar natuurlijke vijanden aanwezig zijn.

Klimaatverandering
Gevreesd wordt voor het uitvallen van de inheemse soorten; het zijn echter juist deze soorten die hier al meer dan 1.000 jaar staan en allerlei klimaatfasen hebben meegemaakt: warmere tijden en ook de Kleine IJstijd, de relatief koude periode die tussen 1400 en 1850 plaatsvond. Waarschijnlijk zijn andere omstandigheden van meer invloed op het uitvallen van soorten, zoals neerslag van stikstof. Inheemse soorten en bij uitstek autochtoon plantmateriaal zijn perfect afgestemd op de lokale bodem en de waterhuishouding. Dit betekent dat zij (binnen een bepaalde bandbreedte) beter bestand zijn tegen extreme weersomstandigheden zoals droogte of overvloedige regenval. Bovendien hebben deze soorten en plantmateriaal hierdoor vaak minder onderhoud nodig in vergelijking met ingevoerde of gecultiveerde soorten.

Beheer en onderhoud
Van belang is ook het beheer van inheemse soorten en populaties. De wijze van beheer hangt af van het doel dat nagestreefd wordt, zoals behoud van een exemplaar, van een soort of het vergroten van de populatie. Mooie voorbeelden hiervan worden gegeven in het artikel, Behoud groen erfgoed - Plan voor het behoud van wilde bomen en struiken in Nederland, dat Lodewijk van Kemenade en Bert Maes et al. schreven in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.


Genenbank Roggebotzand (links) / Eenstijlige meidoorn in bes op de genenbank Roggebotzand (rechts) – foto’s: Ruurd van Donkelaar

Vindplaatsen
Het verkrijgen van inheems en/of autochtoon plantmateriaal is een volgende stap. De Rassenlijst bomen biedt daar een handvat voor. Staatsbosbeheer heeft een genenbank aangelegd op Roggebotzand, waar, ver van cultivars en met eigen bijenvolken, exemplaren van inheemse bomen en struiken staan. Er wordt ook materiaal opgekweekt door middel van enten en stekken, waarbij elk exemplaar gelabeld wordt en tevens zijn er zaden te verkrijgen. Door Nederland verspreid zijn er een klein aantal kwekerijen en erfgoedhoveniers met relevante kennis, die dit materiaal (verder) opkweken. Soms is ‘opkweken op maat’ ook mogelijk.

Zorgen voor groen erfgoed
Vanuit het bewustzijn dat het Nederlands cultuurlandschap óók erfgoed is, moet zorgvuldig omgegaan worden met het aan- en terugbrengen van inheemse bomen en struiken. Bij de historische hoeve aan de Linge is Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) aangeplant met het oog op het ondersteunen van de biodiversiteit. Verder is er gekozen voor Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia) en hazelaar (Corylus avellana). Op advies van de Provincie is verder nog de schaarse Wilde appel (Malus sylvestris) en els (Alnus glutinosa) aangeplant.
Bij het kiezen voor het toepassen van inheemse soorten en autochtoon plantmateriaal spelen verschillende aspecten mee, het goed afwegen daarvan zorgt voor behoud en ondersteunen van groen erfgoed.

Auteur: Wonah de Koningh. Dit artikel werd geschreven op basis van een interview met Wilco Huiting, boomkweker en erfgoedhovenier, aangesloten bij de Vereniging van Erfgoedhoveniers.