Stijlperioden in de Nederlandse tuinarchitectuur
Benamingen van de in de uitvoeringsrichtlijnen gehanteerde stijlperioden (conform Oldenburger-Ebbers, C., A.M. Backer en E. Blok, ‘Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur’, 1996).
Middeleeuwen en feodale tijd
Siertuinen aangelegd voor 1500 bij kastelen en kloosters bestaan meestal uit een kleine rechthoekige omsloten ruimte, Hortus Conclusus, met elementen zoals een klein gazon met bloemen, een waterbron, langs muren en latwerken groeiende planten, snoei- en leiboompjes, zodenbank en latwerken. Daarnaast waren er nutstuinen.
Renaissance
Een tuinstijl uit de periode van circa 1500-1650. De tuinen bestaan buiten de stad uit omheinde rechthoekige deeltuinen (vaak nutstuinen) met beperkte onderlinge samenhang en in een geometrische vormentaal. Zuivere siertuinen liggen meestal in de stad en zijn kleiner en meer besloten.
Hollands classicisme
Een tuinstijl uit de periode 1620-1680 waarbij de Hollandse opvattingen van classicistische principes werden toegepast. Een as van symmetrie verdeelt de tuin in twee gelijke delen en is midden op het huis gericht. De tuin kent harmonische verhoudingen en heeft een besloten karakter door omheining met hoge hagen en loofgangen. De invulling bestaat uit loofwerken met buxus.
Frans classicisme (Barok)
Een tuinstijl uit de periode 1680-1750 waarbij de Franse opvattingen van classicistische principes werden toegepast. De as van symmetrie lijkt vanaf het midden van het huis via een laan of kanaal tot ver in het landschap door te lopen. De hoofdas in de middentuin met dwarsassen wordt halfcirkelvormig afgesloten met een zogenoemde exedra. De tuin bestaat uit loofwerken met een krullende belijning en kleurige beplanting en heeft verder een rijke decoratie met fonteinen, beeldhouwwerk en leifruit.
Rococo
Een tuinstijl in de periode 1720-1750 met een verdere uitbreiding van sierelementen uit het Frans classicisme met meer assen, soms ook straalsgewijs, en loofwerken met ingewikkelder motieven. Een groeiende aandacht voor de natuur en het gevoelsleven leidt onder andere tot sterk kronkelige en onregelmatig verlopende paden in hakhoutbossen.
Landschapsstijl
De landschapsstijl is een overkoepelende term voor de vroege of late landschapsstijl. Het meer specifieke gebruik van die laatste termen heeft de voorkeur.
Vroege landschapsstijl
De vroege landschapsstijl is een tuinstijl in Nederland in de periode 1750-1815, waarin een ideaal landschap werd nagebootst naar de schilderkunst en literatuur. Een rondwandeling voert door (hakhout)bossen, over heuveltjes en langs solitaire bomen, boomgroepen en waterlopen. Karakteristiek zijn kronkelende paden, kleinschaligheid, beslotenheid en zichtlijnen binnen de aanleg.
Late landschapsstijl
De late landschapsstijl is een tuinstijl in Nederland in de periode 1815-1870, waarin een wijds landschap werd nagebootst onder invloed van schilderkunst en literatuur. Een rondwandeling voert door parkbossen, over glooiende grote weiden en langs solitaire bomen en boomgroepen. Karakteristiek zijn paden met ruimte bochten, grote weiden en vijvers en zichtlijnen naar punten binnen en buiten de aanleg.
Gemengde stijl
De gemengde stijl is een tuinstijl in de periode 1860-1930 waarin de landschapsstijl wordt gecombineerd met regelmatige structuren of de formele stijl.
Architectonische of Nieuw Formele stijl
De architectonische stijl is een formele tuinstijl vanaf circa 1860 tot 1940 voor middelgrote en kleine tuinen, parken en begraafplaatsen, aangelegd met een of meer assen van symmetrie, vaak in relatie met (de plattegrond van) een huis of ander hoofdgebouw. Muren, keermuren, en randen van bassins en bloembakken zijn vaak van hetzelfde materiaal (natuursteen of baksteen). Pergola's met klimplanten zijn vaak aanwezig.
Het nieuwe bouwen / Modernisme
Het modernisme is een tuinstijl vanaf het interbellum met als hoogtepunt 1940-1960 voor tuinen, parken, wijk- en stedelijk groen en begraafplaatsen. Kenmerkend is een functionele indeling en heldere belijning van verharding en gazons, aangevuld met een doordachte beplanting van bomen, heesters, soms bloemperken, speelplaatsen en sport- en zitgelegenheid.